Stiens is een terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling is ontstaan op een kwelderwal ten oosten van de Boarnstroom. Van de grote reeks terpen ten noorden van Leeuwarden groeide Stiens uit tot het belangrijkste terpdorp. Het was een min of meer radiaal terpdorp en het rond het kerkhof lopende pad is ondanks de schaalvergroting van Smelbrêge en de Piter Jellessingel nog herkenbaar. Het is een van de belangrijkste ruimtelijke karakteristieken in de dorpskern, mede omdat het kerkhof is omzoomd door een drievoudige zoom van linden. Vooral het oostelijke segment rond deze kern raakte met radiaal en achterstraten en paden bebouwd.Stiens was ontsloten over de Stienservaart die vanaf de terp eerst bijna 700 meter naar het zuiden liep om vervolgens in oostelijke richting naar de Dokkumer Ee af te buigen. Langs en nabij deze vaart volgden ontwikkelingen van woningbouw en bedrijvigheid.De oude dijk van de Middelzee ten westen van het dorp is in 1847 tot Stiens tot straatweg verbeterd en in 1901 kreeg Stiens ook nog spoorverbindingen. In 1901 opende de Noord Friesche Lokaal Spoorweg de lijn naar Dokkum en spoedig daarna de lijn over Het Bildt naar Barradeel. Beide lijnen deden Stiens aan en het dorp kreeg een station 1ste klasse en een flink remisegebouw. Het personenvervoer is in 1936 gestaakt, maar het goederenvervoer voor voornamelijk een aardappelexportbedrijf van Leeuwarden-Stiens vv is tot in de jaren negentig blijven bestaan. Station en remise staan nog aan de Lutskedyk. Toen de reizende krantenman Jacob Hepkema Stiens bezocht, noteerde hij onder meer: ‘Dat Stiens een kapitaal- dorp is, behoeft de bezoeker niet te vragen, als hij den aanbouw van deftige renteniershuizen in oogenschouw neemt, welke hier de laatste jaren zijn verrezen langs de vaart en aan den hoofdweg, in grooter getale dan ergens elders ten platten lande gezien wordt, met kapitale herbergen advenant.’ Deze burger- en herenhuizen, waaronder verschillende middengangwoningen, zijn vooral te vinden aan de Lege Hearewei, Smelbrêge, Langebuorren en Uniawei.De infrastructurele vernieuwingen gaven impulsen aan het dorp en Stiens groeide ook in de breedte, naar de straatweg en naar het spoor. Na de annexatie van het zuidertrimdeel in 1943, bleef van Leeuwarderadeel alleen het noordertrimdeel over en van deze kleine gemeente werd Stiens de hoofdplaats. Het duurde evenwel nog enkele tientallen jaren voordat het gemeentehuis ook naar Stiens verhuisde.Na de oorlog, vooral sinds het midden van de jaren zestig, is Stiens als forensenplaats van Leeuwarden sterk gegroeid en als geheel is het dan ook een jonge plaats met een oude kern. Tegen de oostelijke marge van de middeleeuwse dorpskern is aan het einde van de 20ste eeuw een soort kleinstedelijk plein, het Sint- Vitusplein met winkels ontwikkeld. De Sint-Vituskerk is een robuuste kerk met een forse zadeldaktoren. Het romaanse tufstenen schip werd aan het einde van de 11de of het begin van de 12de eeuw gebouwd. De muren vertonen grote spaarvelden met daarin (dichtgezette) kleine rondboogvensters. Het koor is iets smaller dan het schip en is in de 13de eeuw van baksteen gebouwd. Dit koor bezit een vijfzijdige sluiting, die in de 19de eeuw nog eens is vernieuwd. Met de verhoging en de vele reparaties van het schip vertoont het muurwerk van de kerk een boeiend historisch tapijt. De toren dateert uit de 15de eeuw en is opgebouwd uit vier geledingen. Er hangen drie klokken in, één uit 1381, een tweede die Arent van Wou in 1509 goot en een derde uit 1607 van de hand van Gregorius van Hall. Het interieur bevat enkele 17de-eeuwse herenbanken en een 18de-eeuwse kansel. Onder de grafzerken valt een zeer grote portretzerk voor Philips van Boshuysen en diens vrouw Anna van Eysinga uit het midden van de 17de eeuw op.Tegenover de zuidzijde van de kerk staat het kloeke, gepleisterde Sint-Vitushûs dat in het midden van de 19de eeuw als herberg Het Lands Welvaren is gebouwd. Schuin ertegenover staat De Smalle Brug die nog steeds als herberg functioneert.