Aldeboarn is in de vroege Middeleeuwen op de zuidelijke oeverwal van de rivier de Boarn als agrarisch terpdorp ontstaan. Dankzij de ligging aan de belangrijke waterverbinding en een groot achterland kon het dorp zich omstreeks 1200 al ontwikkelen tot een overslagplaats voor allerlei goederen. Op deze veelbelovende plaats vestigden zich ambachtslieden en neringdoenden. Aldeboarn, voor het eerst vermeld in 1230, bezat al vroeg een gedifferentieerde maatschappelijke structuur waardoor het tot handels- en bestuurscentrum uitgroeide. In de Middeleeuwen was het een kerkelijk centrum voor een groot gebied. Het was lange tijd hoofdplaats van de grietenij.Aan de licht meanderende Boarn kwam aan weerszijden een dichte, op het water gerichte bebouwing van uiteindelijk bijna een kilometer lengte. Er staan nogal wat representatieve woningen uit vroeger eeuwen. Die staan eveneens, maar dan uit de 19de en vroege 20ste eeuw aan de Tsjerkebuorren en Wjitteringswei die naar Akkrum leidt. Deze weg werd in de eerste helft van de 19de eeuw verhard.Aan het einde van die 19de eeuw was het gedaan met de handel. Wel kwam er in Aldeboarn een zuivelfabriek. In de 20ste eeuw kwamen uitbreidingen aan de zuid- maar vooral aan de noordzijde. Een herinnering aan de centrumfunctie is het Waaggebouw uit 1736, nu als plaatselijk museum in gebruik. Het is een ingetogen gebouw van twee lagen met aan de waterzijde een rondboogingang. Een laatste spoor van de functie als bestuurscentrum is de nog bestaande westvleugel van Andringastate, de grote woning van de grietmansfamilie. Op het terrein is in 1894 de pastorie gebouwd. De hervormde kerk is in 1753 gebouwd ter vervanging van de middeleeuwse, tufstenen kerk. De slanke door kolossale ionische pilasters begeleide en door een charmante drieledige lantaarn bekroonde toren werd in 1736/’37 opgetrokken. Boven de ingang bevindt zich een gebeeldhouwde stichtingscartouche in barokstijl. Het kerkschip wordt overkoepeld door een geschilderde hemel met sterren, planeten en engelen. De sluiting wordt gedomineerd door het grafmonument van twee leden van het grietmansgeslacht Andringa.